maandag 19 augustus 2013

Kortzichtigheid of oog voor de realiteit en voor inconsistent beleid?

Hun reactie, bijna drie weken na het verschijnen van het duur hun gewraakte artikel van Hans Wiegel en Stephan de Vries, beginnen Esseline van de Sande en Tineke Bennema met een sneer dat de opiniemakers en politici kennelijk nu pas wakker zijn geworden over Syrië. Mijn ervaring is dat er binnen de politiek en ook binnen de omvangrijke Syrische gemeenschap in Nederland intensief over Syrië werd gediscussieerd, maar dat deze discussies nauwelijks doordrongen bij de media en de publieke opinie. Daar bleef lange tijd het versimpelde beeld bestaan dat de Syrische bevolking massaal in opstand was gekomen tegen een dictator die meedogenloos terugsloeg en daarmee alle krediet verspeelde om nog langer aan de macht te mogen blijven. Dat beeld was al enige tijd aan het kantelen en dankzij vaste columnisten als Rob de Wijk en Hans Wiegel dringt dat nu ook op de opiniepagina’s van de gevestigde kranten door. Mogelijk hangt dit samen met de Egyptische contrarevolutie waarbij het Egyptische leger inmiddels even meedogenloos het verzet van de Egyptische Moslimbroederschap de kop in probeert te drukken. Al eerder was ook langzaam maar zeker het besef doorgedrongen dat de Syrische oppositie door streng islamitische groepen werd gedomineerd en de opstand weinig meer met het streven naar vrijheid en democratie te maken had. 

Het grootste verschil tussen de situaties in Egypte en Syrië is op dit moment eigenlijk hoe het Westen en haar Arabische bondgenoten hierop reageert. Inzake Egypte worden grote zorgen geuit over het geweld en worden door Europa toegezegde hulpgelden bevroren, waar de Verenigde Staten hun steun aan het leger gewoon voortzetten en de Golfstaten (met uitzondering van Qatar) zelfs met extra financiële middelen over de brug komen. De door het leger gepleegde staatsgreep wordt niet echt veroordeeld en het lijkt wel alsof er algemene opluchting is dat de Moslimbroederschap in Egypte het veld heeft moeten ruimen. Verwacht mag worden dat de verhoudingen met het Egyptisch leger en de Egyptische regering binnenkort genormaliseerd zullen worden, zoals ze dat inmiddels ook zijn met de regering van Algerije die daar in feite aan de macht is dankzij het ingrijpen van het Algerijnse leger tegen de islamitische partijen die daar in 1991 de democratische verkiezingen dreigden te winnen en dat ontaarde in een tien jaar lange burgeroorlog met volgens schattingen tenminste 150.000 doden. Juist afgelopen week schreef de Nederlandse regering aan de Kamer dat ze een exportvergunning af heeft gegeven voor de levering door het Hengelose defensiebedrijf Thales van radarapparatuur ter waarde van 21 miljoen euro aan de Algerijnse marine. Dit ondanks het feit dat de regering toe moet geven dat de Algerijnse regering allerlei repressieve maatregelen in stand houdt tegen islamitische en terroristische groepen in eigen land. Misschien is het feit dat de radarapparatuur wordt geplaatst op marineschepen die door China worden gebouwd wel een voorbeeld van het door Wiegel genoemde Nederlandse belang om ook inzake Syrië meer samen op te trekken met Rusland en China.

Waar Nederland inmiddels dus weer zaken kan doen met Algerije en naar verwachting binnenkort ook met Egypte, zal de Syrische regering volgens Van de Sande en Bennema een paria blijven. Vreemd genoeg wijzen ze zelf in hun artikel op de discrepantie die in deze benadering zit, zij het dan niet in relatie tot Egypte en Algerije maar tot Israël. Ze geven aan dat Nederland enkele jaren geleden als enige EU-lidstaat dwarslag bij het sluiten van een associatieverdrag met Syrië hetgeen betekende dat de 20 miljoen Syriërs verstoken bleven van samenwerking op het gebied van economische ontwikkeling en democratisering, maar verbazen zich er vervolgens over dat Israël wel gewoon in het stelsel van associatieverdragen is opgenomen, ondanks de talrijke mensenschendingen die dat land pleegt. Ook de meeste andere partnerlanden in het stelsel van associatieverdragen worden, zo erkennen Van de Sande en Bennema, geregeerd door corrupte regiems die mensenrechten aan hun laars lappen en de eigen bevolking onderdrukken. De reden om in tegenstelling tot al die andere regiems de Syrische regering niet te steunen is dan volgens hen de realiteitszin dat Assad op termijn toch het veld zal ruimen. Misschien niet binnen nu en een jaar, maar wel over een aantal jaren. Het Nederlandse beleid zou erop gericht moeten zijn dat in Syrië ruimte komt voor een coalitie van etnische en religieuze groepen die elkaar in balans houden. En dan vervolgen ze met een verwijzing naar de mislukte samenwerking van de Syrische oppositie waaruit zou moeten blijken dat de alleenheerschappij van de alawieten onmogelijk zal zijn.

Over welke realiteit hebben we het hier nu? Waar de Syrische regering de laatste tijd weer volop het initiatief aan zich heeft getrokken en vriend en vijand veel voorzichtiger zijn geworden met het voorspellen van de uiteindelijke val van het regiem, menen Van de Sande en Bennema zonder verdere onderbouwing dat dit laatste toch het meest waarschijnlijke is. Waar de mislukte samenwerking van de Syrische oppositie eerder laat zien dat juist deze nauwelijks in staat zal zijn om een regering op basis van een evenwichtige coalitie van etnische en religieuze groepen te vormen, vestigen Van de Sande en Bennema toch juist hierop hun hoop voor het nieuwe Syrië. En waar de huidige regering van Syrië wordt gevormd door alawieten, christenen, seculieren, gematigde  soennitischemoslims en druzen, spreken Van de Sande en Bennema in dit verband van een alawitische alleenheerschappij die in Syrië nooit bestaan heeft, nooit zal kunnen bestaan en ook door niemand zal worden nagestreefd. Volgens ons is de realiteit achter de totaal andere benadering die Syrië ten deel valt ten opzichte van de andere landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika dat Syrië als enig overgebleven bondgenoot van Rusland en Iran in deze regio geldt en dat het Westen deze situatie om geopolitieke redenen en ten koste van de Syrische burgerbevolking wil beëindigen.

Als samenwerkingsverband “Oorlog is geen Oplossing” onderschrijven we, al langer, het pleidooi van Van de Sande en Bennema om via een wapenstilstand en onderhandelingen met alle betrokkenen tot een oplossing te komen voor de huidige strijd in Syrië waarbij ook de verschillende belangen van het Westen, Rusland, Iran en de Golfstaten op tafel komen te liggen. Maar de eis of verwachting dat Assad daarbij sowieso het veld zal moeten ruimen getuigt zeker in de huidige situatie niet van de door hen geclaimde realiteitszin en kan hooguit een uitkomst van de onderhandelingen zijn; niet een voorwaarde vooraf.

Jan Schaake

Geen opmerkingen:

Een reactie posten