maandag 11 januari 2016

De ‘humanitaire interventie’ in Libië—over de moraal van de nieuwe Amerikaanse president


Aan de vooravond van de NAVO-luchtoperatie in Libië in 2011 werd ik gevraagd om voor BNR Nieuwsradio te discussiëren met Frits Huffnagel, VVD-beroemdheid en oud-wethouder van Amsterdam. Inzet was wel of niet interveniëren. Mijn bezwaar was dat wij dat recht helemaal niet hebben, dat na Irak toch wel enige terughoudendheid op zijn plaats was, enzovoort. Huffnagel daarentegen had niet zozeer argumenten, maar ging er fors in op de toon van ‘Ah, kom op nou’, ‘Dat is toch onzin’, ga zo maar door. Gaddafi moest toch gewoon weg? 


Intussen weten we hoe het is afgelopen en omdat dankzij Trump Hillary Clinton waarschijnlijk de volgende president van de VS zal zijn (en denk erom, het zal alleen maar gaan over het feit dat ze een vrouw is, want over politiek praten we niet meer) blijven haar e-mails over Libië van belang.


Let wel, Gaddafi ten val brengen was op de eerste plaats een Frans (-Britse) onderneming, maar het was Hillary die begin oktober 2011 naar Libië vloog met de mededeling dat de dictator nu snel gepakt moest worden. En toen dat op de 21ste gebeurd was dankzij een tip van de NAVO en Gaddafi was gelyncht, bracht ze haar staf tot schateren met de woorden ‘we kwamen, we zagen, hij stierf’ (een variant op Caesars ‘ik kwam, ik zag, ik overwon’). Wat wist ze toen eigenlijk?

Van het begin af aan hield Clintons kennis Sidney Blumenthal haar op de hoogte van Sarkozy’s plannen, op basis van inlichtingen van een CIA-agent, Tyler Drumheller, die in 2005 de dienst verlaten had uit protest over de manier waarop Bush Jr de CIA misbruikt had om de invasie van Irak te rechtvaardigen.

Op 20 maart 2011 kreeg Hillary te horen dat Sarkozy een operatie in Libië voorbereidde om het militaire prestige van Frankrijk te herstellen na de weigering van zijn voorganger Chirac om mee te doen in Irak. De Franse geheime dienst DGSE hielp om een nationale raad in Benghazi op te zetten bestaande uit ex-ministers van Gaddafi, in ruil voor toezeggingen dat Franse bedrijven welkom zouden zijn na een omwenteling. Letterlijk staat er in de e-mail dat 35% van de Libische olie voor Franse bedrijven zal zijn.

Al direct was duidelijk dat er al-Qaida-elementen aan de opstand deelnamen (dit wist ook Clinton dus al in april 2011). Franse, Britse en Egyptische instructeurs waren toen al bezig de rebellen militair te trainen en Blumenthal rapporteert dat de wapens het land instromen. Uit de e-mails blijkt echter dat toen al verschillende groepen binnen de opstand elkaar bestreden. In mei vliegen de Fransen vertegenwoordigers van Total, het bouwconcern Vinci, Airbus, en wapenconcern Thalys over naar Libië om contracten te bespreken.

De komst van de zakenlieden was voorbereid door Bernard-Henri Lévy, de ‘nieuwe filosoof’ uit de jaren 70 die als ‘BHL’ een media-beroemdheid is geworden die bij elke interventie voor het ‘humanitaire verhaal’ zorgt. Hij vloog op 22 april al naar Benghazi als afgezant van Sarkozy om de voorkeursbehandeling van Franse bedrijven te bedingen.

Inmiddels had ook Cameron zich sterk gemaakt voor contracten voor BP, omdat hij vreesde dat Sarkozy met de buit aan de haal zou gaan. Toen er een nieuwe regering in Tripoli werd gevormd bleek echter dat de olieminister een vertrouweling van de Italiaanse ENI was en nu brak er echt onenigheid uit. Daarom stelden de Fransen voor Libië op te delen in autonome gebieden en zo hun aandeel veilig te stellen.

Toen vertegenwoordigers van het Internationaal Strafhof daarnaast om uitlevering van de Gaddafi’s vroegen, kregen ze in strikt vertrouwen te horen dat de tegenregering ervan uitging dat Kolonel Gaddafi door milities gevangen zou worden genomen en dan direct zou worden geëxecuteerd. Dat was op zich goed nieuws want voor een tribunaal zou Gaddafi natuurlijk heel veel kunnen vertellen dat in het Westen liever niet gehoord werd.

Kortom, de naar alle waarschijnlijkheid volgende Amerikaanse president wist in het voorjaar van 2011 dat Frankrijk en later Engeland erop uit waren, een omwenteling te gebruiken om commerciële voordelen te behalen; dat van het begin af aan jihadisten deel uitmaakten van de opstand; dat toen de onderlinge verschillen binnen de opstand ertoe leidden dat ook Italiaanse bedrijven weer toegang kregen tot het nieuwe gezag, Frankrijk inzette op regionalisering van het land. Ook wist ze al vroeg dat Gaddafi nooit uitgeleverd zou worden maar op de rol stond om ter plekke te worden gedood, en begin oktober vloog ze zelf naar Libië om er op aan te dringen dat dit snel zou gebeuren.

Intussen zorgden de media ervoor dat het grote publiek alleen maar het humanitaire verhaal van handelsreiziger BHL en zijn collega’s hoorden. Over de werkelijke belangen—wat Amerika betreft, ook nog eens Gaddafi’s succesvolle verzet tegen een Amerikaans militair commando voor Afrika (AfriCom), zijn plannen voor een gouden dinar, en de grote sommen die hij had geïnvesteerd via Goldman Sachs maar die in de crisis waren zoekgeraakt—hoefde Hillary natuurlijk niet via de e-mail worden ingelicht, dat waren zaken voor haar eigen ministerie.

Maar dat het ook voor de Europeanen alleen maar ging om politiek en materieel gewin, dat wist ze ook. Zoveel weten we dus over de moraal van een nieuwe Amerikaanse president.

Kees van der Pijl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten